Hongerkusjes en trekzoentjes in tijden van corona.

Ik heb al enige jaren een column in ‘Noorderlicht’, het blad van de Noorse Boskatten Vereniging, waar Tonio een abonnement op had. Het geeft mij telkens een geluksmomentje als ik het tijdschrift onder ogen krijg met mijn tekst, die ik eigenlijk voor Tonio schrijf.

Tonio & ik: voetje aan voetje

Fotos 148

Na alle ontroerende plaatjes van Tygo & Tasha die zich als Ying & Yan in een broodmandje genesteld hebben, of, verstrengeld in elkaars armen, ons nog meer emotioneren, liggen ze hier juist van elkaar af, met alleen de achterpoten die elkaar raken. Niet dat er op vriendschappelijk vlak afstand tussen hen is gegroeid. (dat zou nog komen) Ze zijn gewoonweg al een stuk volwassener en voelen zich, zo in elkaars verlengde liggend, ook volkomen op hun gemak.

Net als ooit, Tonio en ik.

Het was zondagmorgen 8.00 uur, ergens laat in het najaar van 1992 op de Johannes Verhulstsraat. Ik lag in de huiskamer uitgestrekt op de bank met mijn hoofd op een kussen dat tegen de zijleuning drukte. Tonio was toen (nog) klein genoeg – en het meubel lang genoeg – om in dezelfde houding gespiegeld tegenover me te liggen. Hij zoog aan de speen van zijn fles met warme chocolademelk – ‘Tot in het randje, mama.’ (de chocomel) – die hij stevig in zijn knuisjes vast hield. Dat ritueel bleef hij lang trouw, wel tot aan zijn vijfde levensjaar en hij de neiging ontwikkelde de siliconen speen aan flarden te bijten. Tonio keek naar de televisie, Telekids, op RTL 4. (Hij haatte het verantwoordde  kinderprogramma van de VPRO, maar dit terzijde.) Ik dommelde lekker weg, terwijl de negatieve uitwerking van de vodka’s van de avond ervoor langzaam mijn hoofd verliet en Tonio zijn warme voetjes tegen die van mij aan vlijde. Behaaglijker kon het niet.

De allereerste eerste nacht dat ik hier lag – alleen, van 22 op 23 juli 1992, op deze bank, in deze huiskamer – was het wel anders met me gesteld. We hadden net de verhuizing achter de rug van de Leidsegracht naar de Johannes Verhulststraat, voor het eerst een koopwoning en wat voor één: een heel pand van vier verdiepingen plus een souterrain. Onze woning op de Leidsegracht was klein, te klein, maar we waren al lang blij dat we na ons Veluwe debacle* op tijd een huis hadden kunnen vinden. Wel was Adri genoodzaakt er een werkruimte buiten de deur bij te nemen en ook daarin hadden we geluk. Een paar dagen voor de verhuizing van de Veluwe terug naar Amsterdam, zag Adri een advertentie staan voor een etage die hem wel beviel. Hij reageerde erop en toevallig bleek de ruimte te behoren aan de vriendin van een schrijver die hij goed kende.

De gescheiden woon-werk situatie begon ons in de weg te zitten en de kleine woning ervoeren we gaandeweg steeds meer als te benauwend. In hoeverre die twee omstandigheden als katalysator hadden gewerkt voor een kleine crisis in ons huwelijk, weet ik niet. Maar de stress van tien maanden Veluwe – waarvan Adri door de onhoudbare situatie daar, op de Pauwhof zijn roman Advocaat van de hanen had moeten afmaken – had ons natuurlijk ook al geen goed gedaan.

Nadat Adri dit huis op de Johannes Verhulststraat te koop had zien staan, wilde hij nog maar één ding: bewoner worden van dit pand. Dat lukte.

De eerste keer dat ik op de Leidsegracht door het raam naar buiten keek, schrok ik enorm. Die hoogte was ik na tien maanden laagbouw op de Veluwe niet meer gewend. Ik kreeg ineens last van hoogtevrees. Gelukkig verdween die angst na verloop van tijd.

Eenzelfde soort unheimisch gevoel overkwam me hier, op de bank, in de huiskamer van ons ‘eigen’ huis. Op de Leidsegracht waren de kamers heel klein en vooral ook heel laag. De huiskamer hier was 3,60 meter hoog en dat is hoog, héél hoog. Neem dat maar van me aan. Ondanks dat Tonio direct op de etage erboven in zijn bedje lag, had ik het gevoel extreem ver van mijn kind verwijderd te zijn en ook al stond de babyfoon aan, ik vond dat een eng idee.

Ook die angst verdween geleidelijk aan.

Zo raakte ik min of meer mijn angsten rondom Tonio, die er toch al niet in grote getalen waren, kwijt, en kon ik op een ontspannen manier verder leven.

Toen sloeg alsnog, jaren later, het noodlot toe.

 

*Lees daarover ‘Buiten wonen’ in de bundel De verhuizing, Amsterdam 2003:’ pag. 23-36

 

Computer Tasha 2

Fotos 032

Voor een buitenstaander is de tekst op het (ouderwetse) beeldscherm van mijn computer onleesbaar, maar ik zie in één oogopslag dat de zinnen afkomstig zijn uit een jeugdnovelle waaraan ik op dat moment bezig was. Het verhaal van een meisje dat, samen met haar vijf jaar oudere zus, in een traditioneel joods gezin opgroeit van wie de ouders een huiskameroorlog voeren, een exces als direct gevolg van het drama dat de Tweede Wereldoorlog heet. Deze jeugdnovelle heb ik nooit als een op zichzelf staand boek gepubliceerd. Het zou de achtergrond worden van mijn hoofdpersonage, Abbi, in de roman Verloren mensen. In het verhaal zitten veel biografische elementen, maar iets dat logisch gezien eerder wel dan niet belangrijk zou kunnen zijn in het latere leven van Abbi speelt geen enkele rol. Ik heb het over  haar uitzinnig ongeruste moeder, dat Abbi makkelijk had kunnen overnemen. Als verklaring kan ik alleen maar zeggen dat het in mijn leven bijna geen rol heeft gespeeld.

Het zit hem in het woordje ‘bijna’.

Ik heb me van jongs af aan voorgehouden nooit zo’n buitensporig huiveringwekkende ongerustheid bij mezelf toe te laten, mocht ik ooit kinderen krijgen. Dat is me goed gelukt, behalve die ene keer. Toen heb ik me wel degelijk op irrationele gronden laten meeslepen in een irrationele angst die blijkbaar toch heel diep in me zit en die me zelf hooglijk verbaasde.  

Elf september 2001. Ja, goed gezien, niet het meest ongecompliceerde moment uit de hedendaagse geschiedenis. Maar juist zo’n wereldwijd gevoelde ramp kan leiden tot mini beproevingen, met zelfmoorden als uiterste consequentie. Hoeveel joden hebben in de Tweede Wereldoorlog niet de verschrikkingen willen afwachten die voor hen in het verschiet lagen. Maar er bestonden ook niet-joodse burgers die de inval van de Duitsers niet aankonden. Denk aan de auteur Menno ter Braak, die op de avond na de capitulatie van het Nederlandse leger, een einde aan zijn leven maakte.

Elf september 2001. Het was middag. Adri en ik hadden onze werkkamer verruild voor de huiskamer waar de televisie aan stond waarop we de beelden van de aanslag op de Twin Towers volgden.

Tonio, van wie ik wist dat hij op zijn jongenskamer zat, kwam even later de huiskamer binnengelopen.

‘Ik ga de stad in, naar de Games Workshop.’

‘Weet je van die aanslagen,’ vroeg ik.

‘Duh, allang. Nou, doeg.’

Weg was Tonio.

Terugkijkend realiseer ik me nu dat er toen, nog zonder me er zelf van bewust te zijn, iets in mij begon te knagen. Na een tijd die surrealistische, maar vreselijk genoeg beelden uit de werkelijkheid tot ons te hebben genomen, vertrok Adri weer naar zijn werkkamer en liep ik naar boven, naar de slaapkamer, om – ik geneer me er nog om als ik er aan denk – de was te strijken. Had ik niks beters te doen? Enfin, als kleine goedmaker kan ik in alle eerlijkheid zeggen dat ik een kleine televisie erbij aan had, met daarop natuurlijk het nieuws over de aanslagen. Ik weet niet meer waarom – misschien waren het de beelden van mensen die uit de Twin Towers sprongen, vluchtend voor de dood de dood tegemoet , door zovelen als meest choquerend genoemd van die aanslag – maar ineens drong het geknaag wel tot me door, waarna het overging in bezorgdheid, in verontrusting en uiteindelijk in angst gecombineerd met paniek.

De voldige situatie voltrok zich denkbeeldig in mijn hoofd.

Ik zag een man, door zijn kleding te kenmerken als Arabier: hij had een jurk aan en een sjaal op zijn hoofd, clichématiger kan bijna niet.

Alertheid.

Hij liep over het Rokin.

Geknaag.

Hij was op weg naar de Games Workshop.

Bezorgdheid.

Hij was ingelicht over Tonio’s aanwezigheid daar.

Verontrusting.

Hij was gewaarschuwd omdat Tonio joods was.

Angst.

Hij had de opdracht gekregen Tonio te ontvoeren.

Paniek!

Ik rende naar boven de trap op en zonder te kloppen stormde ik Adri’s werkkamer binnen. Ik deed verslag van mijn radeloosheid, althans, dat probeerde ik te doen, maar voordat Adri zich ermee had kunnen bemoeien, zei ik:

‘Ik ga Tonio uit de stad ophalen.’

‘Vind je dat nou niet wat overdreven,’ vroeg Adri.

‘Zie je het gevaar dan niet,’ riep ik, er komt een Derde Wereldoorlog, tegen Amerika, dus tegen de joden.’

‘Rustig,’ zei Adri, als het voor jou goed voelt om Tonio op te halen, dan moet je dat doen, maar hij zal het niet leuk vinden.’

‘Hij kan zo vaak hij wil teruggaan, maar vandaag moet hij thuis zijn.’

Ik nam de tram, lijn 16, stapte uit bij het Spui en liep over het Rokin naar de Games Workshop. De zaak bleek gesloten omdat het al na zessen was, maar binnen zag ik allemaal jongelui, bezig met schilderen. Ik klopte op het raam. Een verkoper – herkenbaar aan de kleding met het logo van de Games Workshop – maakte een gebaar van: Wij zijn gesloten, maar ik tikte nog een keer, nu een stuk harder, op het raam. Ineens had Tonio mij in de gaten. Hij liep naar diezelfde man en zei iets tegen hem. Daarop liep de man naar de deur en draaide hem met de sleutel het slot. Ik struikelde naar binnen en maakte Tonio een paar woorden duidelijk date n waarom met me mee naar huis moest. Hij trok zijn schouders op en zei: ‘Oké, maar ik vind het vet onzin.’ Hij liep terug om zijn spulletjes in te pakken en kwam vervolgens naar buiten. Nog steeds een beetje mopperend liep Tonio naast mij op weg naar de tramhalte. In rustige bewoordingen legde ik hem nog eens de reden uit van mijn actie.

Tenslotte zei Tonio : ‘Ik vind het nog steeds onzin, maar ik begrijp wel dat het voor jou anders is.’

Tonio’s reactie werd voor mij een bijzonder en dierbaar moment dat ik altijd bij me zal blijven dragen. Hij kon de rede van mijn angst niet navoelen, maar respecteerde mijn paniek wel. Dat vond en vind ik nog steeds erg bijzonder voor een jongen van dertien jaar.

Melig

image071

Om nou te zeggen dat Tonio alleen maar de serieuze fotograaf uithing, zou zeer bezijden de waarheid zijn. Hij was juist een jongen die ongelooflijk melig kon zijn, een gedrag dat ik altijd uitsluitend heb geassocieerd met pubermeisjes, waaronder ik natuurlijk ook zelf op die leeftijd. Het niet kunnen ophouden met lachen, het tegelijk uitroepen van de pijn in je zij en eindelijk al hikkend het schateren achter je laten: dat constateerde ik bij Tonio als hij met Tobias, zijn beste vriend op de middelbare school, thuis op zijn jongenskamer was. Ik hield altijd even op met waar ik op dat moment mee bezig was om er met volle teugen van te kunnen genieten als ik hem zo hoorde lachen.

Eén ding moet gezegd worden: ook op momenten van grote meligheid bleef Tonio de jongen die één van zijn vele fototoestellen altijd paraat had.  Zo ontstonden deze twee foto’s van Tygo & Tasha, met een fisheye lens genomen. Ik hoor weer het bevrijdende schatergelach van Tonio als ik naar deze foto’s kijk. Bij mij zorgt dat voor een glimlach en natuurlijk weer dat eenzame gevoel doordat Tonio er niet meer is.

Naamloos kopie

Het ‘verongelukken’ van onze Gouden Regen’.

Onze Gouden Regen, door Tygo telkens weer gebruikt als uitdaging om zo hoog mogelijk naar boven te klimmen, is er niet meer. In Tonio heeft Adri heel mooi beschreven hoe de boom ten onder is gegaan. Hoe hij getuige is geweest van de klimop die zich met veel geweld als een hoogpolig  tapijt van de muur af naar beneden liet rollen en daarmee de Gouden Regen meesleepte in zijn ondergang.

Ik kwam net uit de sportschool, toen Adri mij op mijn mobieltje belde en mij vertelde wat er gebeurd was. Het eerste wat ik dacht: Tygo & Tasha liggen geplet onder het tapijt van de klimop.

‘Tygo, Tasha,’ zei ik, volkomen in paniek, je moet kijken waar ze zijn, misschien waren ze wel in de tuin.’

Gelukkig belde Adri heel snel terug met de mededeling dat de katten veilig in huis waren.

‘Het kattenluikje moet dicht, misschien dat er nog verschuivingen gaan plaatsvinden,’ zei ik.

Eén keer eerder, jaren geleden, had Adri mij gebeld, in paniek, vanwege onze vorige kat Cypri. Het was kerstvakantie en Tonio en ik waren samen een week naar Lanzarote. Adri moest doorwerken. Kerstmis hadden we nog thuis gevierd. Kerstavond missen was ondenkbaar voor Tonio, maar ook voor ons. Wel zouden Tonio en ik Oudejaarsavond op Lanzarote doorbrengen.

Ik had Adri geïnstrueerd wat hij in de aanloop naar de Oudejaarsavond moest doen om de veiligheid van Cypri te garanderen en haar zo min mogelijk stress te laten ondergaan vanwege het vuurwerk. ‘Het belangrijkste Adri: Je kan het kattenluikje op drie verschillende manieren afsluiten: Zodat Cypri niet van binnen naar buiten kan; Zodat Cypri niet van buiten naar binnen kan en ten derde: zodat Cypri én niet naar buiten én niet naar binnen kan. Je zult wel begrijpen, Adri, dat je het kattenluikje zodanig op slot moet doen, dat Cypri niet vanuit het veilige en redelijk geluiddichte huis naar buiten kan.’

Lanzarote, Nieuwjaarsochtend 7.00 uur: mijn mobieltje ging af. Ik lag nog in bed en het was aardedonker. Vooral  de eerste ochtend op Lanzarote was dat een rare gewaarwording geweest: Hartje winter, overdag stralende zon, 25 graden en dan toch ’s ochtends net zo donker als in Nederland. (Wat overigens ook voor de avonden op Lanzarote gold).

Adri in paniek aan de telefoon: hij was Cypri kwijt. Hij had het luikje toch verkeerd afgesloten. Cypri had wel uit het huis gekund, maar niet meer erin. Ze moest dus ergens in onze tuin zijn. Ik zei Adri in het souterrain te zoeken. Daar kon ze toch niet in, volgens Adri, dat lijfje van haar paste niet tussen die tralies. Toch kijken beval ik hem. Een paar minuten later belde hij terug. Hij had Cypri inderdaad gevonden in het souterrain. Later hoorde ik dat een kat tot de omvang van zijn hoofd door iets kan kruipen. Dus dat mirakel was ook weer opgelost.

Weer terug in het heden. ‘Ik kom er aan,’ zei ik tegen Adri. Ik sprong voor de sportschool op mijn fiets en zette hem in de hoogste versnelling om zo snel mogelijk thuis te kunnen zijn.

Eenmaal in onze woning en me er nog eens van verzekerd te hebben dat Tygo & Tasha werkelijk binnen waren en het kattenluikje nu op manier drie afgesloten te hebben, namen Adri en ik samen de ravage in de tuin op.

‘Kijk dan,’ zei Adri, ‘Onze prachtige Gouden Regen,’ Hij wees naar een paar takjes van de boom die onder de zware rol klimop ‘tapijt’ vandaan kwamen.  ‘Ik hoop dat hij het zal redden.’

Weinig kans, dacht ik. De Gouden Regen was helemaal verpletterd.

Ik belde de klusjesman die samen met zijn mede klusser samen het ‘tapijt’ in stukken zaagden en ze deponeerden in de gehuurde container die aan de straatkant voor het huis stond. De stam van de Gouden Regen zaagden ze in stukken en stapelden die op elkaar onder de veranda: voor in de winter, in de open haard. Ze hebben daar vier jaar gelegen. Nooit gebruikt en ik heb ze uiteindelijk bij het grofvuil gezet. Aan zo’n tastbare, in stukken gehakte herinnering, heb je niets.

We hebben nu sinds drie jaar een nieuwe Gouden Regen. Qua omvang haalt hij het niet bij onze vorige boom en voor Tygo is hij dan ook nog lang niet groot genoeg voor een fijne klimpartij, maar deze Gouden Regen verbindt ons wel met Tonio als we zomers op de veranda zitten en op hem uitkijken. Bovendien zijn de goudgele trossen die hij in het voorjaar draagt net zo volwaardig als die van zijn voorganger.

 

 

Leeuw Tygo en de Gouden Regen

Kijk hoe fier onze eigen leeuw Tygo in onze prachtige Gouden Regen staat.
Kijk hoe fier leeuw Tygo in deze boom staat, onze Gouden Regen, die zijn goudgele bloemtrossen helaas al verloren heeft. Dit moment van fotograferen zal dus hoogstwaarschijnlijk ergens in de maand juni liggen, wie weet op de vijftiende, Tonio’s verjaardag.

 

En hij wil hoger de boom in, maar dat is hem tot aan de ramp met de klimop maar twee keer gelukt. De stam is te stijl en er is een gebrek aan stevige takken in de hogere regionen.
Tygo wil hoger de boom in. Dat is hem tot aan het ‘verongelukken’* van de boom maar twee keer gelukt. De stam is te stijl en er is een gebrek aan stevige takken in de hogere regionen waar Tygo zich aan kan vastklampen.

 

Tygo doet er beter aan weer uit de boom te gaan. Hij moet nog even zoeken wat de beste manier is om zich om te draaien.
Tygo heeft zich neergelegd bij de onhaalbaarheid van zijn streven en besluit er beter aan te doen de boom weer te verlaten. Hij moet alleen nog uitzoeken naar welke kant hij zich het beste omdraaien.

 

Deze kant is misschien toch beter. Noorse Boskatten zijn namelijk de enige katachtigen die zich niet met hun kont naar beneden laten zakken, maar omgekeerd, met de kop naar beneden de stam afroetsjen.
Noorse Boskatten zijn de enige katachtigen die zich niet ergens met hun kont naar beneden vanaf laten zakken, maar omgekeerd, met de kop naar beneden de stam afroetsjen. Tygo ziet blijkbaar dat deze kant daarvoor beter geschikt is.
 

image069

Heeft Tygo zich uiteindelijk toch bedacht? Wat heeft zich afgespeelt tussen dit plaatje en de foto hiervoor? Dan wordt Tygo ergens door afgeleid: een vogel? Toch zal hij even later langs de boomstam naar beneden racen.

*Zie hiervoor volgend blogje.

 

Computer Tasha

Fotos 023

Net zoals Tonio mij Tygo & Tasha heeft weten ‘aan te smeren’, zo ging het eerder ook al met de komst van internet in mijn leven. Tonio was jarenlang elke woensdagmiddag samen met twee zusjes, Merel en Iris en een oppas, Marjolein. Zij was niet zomaar een willekeurig persoon. Daar zou ik Tonio nooit aan overgeleverd hebben. Marjolein was bevriend met één van de moeders van de crèche waar Tonio ook op zat, die ik goed kende. Later bleek Marjolein ook een hartsvriendin van Claar, de moeder van Merel en Iris te zijn.

Toen ik eenmaal zelf een kind had, begreep ik ineens helemaal niet meer dat onze ouders (met name onze moeder,) die altijd zo ongerust waren dat Hinde of mij iets zou overkomen, de enkele keren dát ze ’s avonds weg gingen, een oppas namen van de oppascentrale, een wildvreemd iemand dus.

De eerste keer dat Tonio, hij was toen ongeveer tweeëneenhalf, drie jaar oud, op woensdagmiddag met de meisjes en Marjolein samen was en ik achter mijn bureau op de Leidsegracht zat te werken, ging de telefoon. Het was Adri, vanaf zijn werkkamer in de Cornelis Anthoniesstraat. Helemaal overstuur, zoals ik hem nog nooit had meegemaakt en hem ook nooit meer zou meemaken.

Zonder pauzes, wat niets voor Adri was, ratelde hij door: Wie die Marjolein eigenlijk was, dat we Tonio nooit zomaar met een wildvreemde vrouw hadden mogen meegeven, waar ze op dit ogenblik waren.

Ik probeerde Adri in eerste instantie gerust te stellen, wat bij hem alleen maar een averechts effect had en ik van lieverlede niet alleen ook bezorgd werd, maar zelfs de vreselijkste fantasieën kreeg over wat Tonio zou kunnen overkomen, erger nog, over het drama dat zich al voltrokken had.

Ik wist dat de vier naar het Groot Melkhuis in het Vondelpark zouden gaan en zei tegen Adri dat ik meteen op mijn fiets zou springen. ondertussen vervloekte ik mezelf. Ik had me voorgenomen nooit zo hysterisch bezorgd te worden als mijn moeder. Tot nu toe was met dat ook goed gelukt, ik hoefde er niet eens echt moeite voor te doen. Nu was het uitgerekend Adri die me zover had gekregen dat ik – bijna flauwvallend van angst – naar het Vondelpark racete om te ontdekken dat Tonio daar helemaal niet was maar, zo zou blijken – mijn archilleshiel – zou zijn ontvoerd.

Bij het Melkhuis aangekomen, gooide ik mijn fiets tegen het hek en rende via het terras, naar de speeltuin. Daar zag ik de drie kinderen, samen met Marjolein staan bij het apenorkest, dat in de glazen kast zijn best deed. Het eerste wat door me heen ging was niet grote opluchting dat er niets met Tonio aan de hand was, nee ik voelde opluchting dat mijn inschatting van de situatie terecht was geweest. Ik zwoor om me nooit meer te laten ophitsen tot grote bezorgdheid als het om Tonio ging, ook niet door Adri. Ik moest mijn eigen voornemen trouw blijven. Als Tonio echt iets erg overkwam, zou de politie wel voor de deur staan. Dát was wat ik van kinds af aan altijd tegen mijn moeder zei als ze weer eens een hysterische aanval van bezorgdheid had.•

Wist ik veel dat deze scène ooit in het echt voor mij ‘opgevoerd’ zou worden.

Hoe vreselijk waar bleek mijn voorspelling – alleen bedoeld om mijn moeder gerust te stellen – op die eerste Pinksterdag, 23 mei 2010, toen er ’s ochtends bij ons werd aangebeld, ik open deed, en er twee agenten op de stoep stonden.

Tonio genoot altijd van die middagen met de twee zusjes en die vriendschap zou zich niet beperken tot die ene keer per week. Naarmate Tonio en de meisjes ouder werden, intensiveerde hun vriendschap en de mate waarin ze bij elkaar over de vloer kwamen, inclusief de vele logeerpartijen.

Tonio was een jaar of acht toen hij – terwijl ik de trap afliep, naar de hal, waar hij mij stond op te wachten om eruit te gaan – terloops aan mij vroeg: ‘Mama, hoelang duurt het voordat de baby er is als ik Merel nu zwanger maak?’

Naast de zusjes, speelde hun vader, Dieks, een grote rol in het leven van Tonio. Dieks was een echte computer nerd en Tonio werd, vanaf dat hij nog vrij klein was, zijn sparring partner.

Op een dag dat ik in mijn werkkamer voor mijn inmiddelsredelijk  bejaarde beeldscherm zat, hoorde ik de voordeur opengaan. Ik draaide me om vroeg me af wie dat kon zijn. Adri was thuis en Tonio bij Merel en Iris. Ik zou hem straks zelf ophalen. Lang de tijd om na te denken had ik niet want  al spoedig ging de deur van mijn kamer open. Daar kwamen Tonio, Merel, Iris en Dieks binnen. Iris met een beeldscherm in haar armen, Merel met allerlei snoeren en Dieks met een grote kast van de harde schijf. Tonio had het weer eens goed voor elkaar: zijn handen waren leeg.

‘Je krijgt internet, mama,’ zei Tonio.

Ik stond op van mijn bureaustoel.

‘Waar wil je hem geplaatst hebben’ vroeg Dieks aan Tonio.

‘Mam?’

‘Nou, ik voel me nogal overvallen,’ zei ik.

‘Mam, please, please,’ Tonio kreunde.

‘Ik weet helemaal niet of ik wel internet wil.’

‘je moet internet hebben.’ Tonio

‘Je hebt het zeker over jezelf.

‘Ah, toe, doe niet zo flauw.’

‘Oké, zucht, zet maar daar,’ en ik wees op de lage open ijzeren kast. Tonio wist altijd weer zo’n gezichtje op te zetten en een bijbehorend verlangende stemmetje eraan vast te koppelen dat ik in no time verloren was.

Het internet installeren werd nog een klein drama. Het lukte zelfs de geniale Dieks niet. Er moesten allerlei ‘deskundigen’ aan te pas komen eer de verbinding met het World Wide Web er was. Volgens één van hen lag het aan een verkeerd soort straling in huis, precies op de plek waar de computer stond, die voor de problemen zorgde. Ik moest mijn computer een andere plek geven. Ik geloof niet in dat soort onzin, maar het lukte nu inderdaad contact te leggen, dat trouwens nog via de gewone telefoonlijn liep.

Tonio ondertussen, leed al die weken in het geheel niet. Hij ging gewoon naar Dieks om bij hem  de nodige uren internet te ‘maken’  en daarmee de afkickverschijnselen die op de loer lagen voor te zijn

 

*Toch ben ik nog eenmaal op een zeer irrationele gronden bang geweest dat Tonio iets was overkomen. Zie hiervoor mijn komende blog over T, T & T

 

Verliefd op T&T

Fotos 138

Tonio was iemand van het harmoniemodel. Dat kan ik met bijna zekerheid stellen.

Moeiteloos kan ik Tonio’s blik voor ogen halen die hij moet hebben gehad bij het zien van dit dierlijk stilleven: Tygo & Tasha, onlosmakelijk verstrengeld in elkaars armen. (nadrukkelijk géén poten)

Verliefd, ontroerd – is het zíjn brok in de keel die ik voel? – gemoedsaandoeningen die hij al snel wegdrukte door een beetje lacherig te doen: ‘He mam, moet je Tygo &Tasha nou eens zien.’

Heeft Tonio eerst nog lang staan genieten van dit mooie tafereeltje en vervolgens afgedrukt? Of heeft hij gedacht: nu of nooit. Zo meteen worden ze wakker en weg is het mooie plaatje.

Daarbij kon bij Tygo &Tasha, toen ze nog jong waren, de wederzijdse liefde van het ene op het andere moment omslaan in zijn tegendeel met als resultaat dat ze als twee vechtende kemphanen tegenover elkaar kwamen te staan.

Waarom? Dat is een raadsel.

Maar toen Tonio deze foto ‘schoot’ konden Tygo &Tasha zich niet anders dan de gelukkigste wezens op aarde wanen, een niet tastbare motor achter dat rijk geschakeerde pallet aan emoties dat het bij Tonio losmaakte. Hierdoor zou ik me een gezegend mens moeten kunnen voelen.

Helaas ben ik, als het Tonio aangaat, begiftigd met een geluksgevoel dat zich als zoutzuur een weg door mijn hart bijt.

 

Een stilleven met kat in de mand

image022

Een tafel met daarop een fruitschaal – weelderig gevuld met mandarijnen, appels, bananen – die zonder meer onderdeel zou kunnen uitmaken van een hedendaags stilleven.

Daarnaast het inmiddels beroemde kattenbroodmandje, vanzelfsprekend niet gevuld met belegde pistoletjes, maar ook broer en zus Noorse Boskat liggen er niet meer tezamen in. Ze zijn het nu echt ontgroeid en zelfs voor Tygo alleen is het al zoveel te klein dat een deel van zijn lijf over de rand uitpuilt. Tygo kan blijkbaar geen afscheid nemen van de ‘starterswoning’ die Tasha en hij bewoonden.

Het ziet er naar uit dat het mandje, door de slechte verdeling van het gewicht, op het punt staat naar voren over te hellen. Het lijkt alsof Tygo probeert in te schatten wat de gevolgen voor hem kunnen zijn als de mand kapseist: zal hij over de rand van de tafel op de grond vallen, op zijn vier poten, dat dan weer wel, of zou er net genoeg ruimte zijn tussen het omgekieperde mandje en de rand van de tafel om een val tegen te gaan.

Wat fotografeerde Tonio hier eigenlijk: een persoonlijke kijk op het aloude onderwerp stilleven: fruitmand met kat in mand.

 

Broodmandje gevuld met Tygo & Tasha 2

KONICA MINOLTA DIGITAL CAMERA

Dezelfde katten met dezelfde leeftijd -veertien weken – in hetzelfde broodmandje.

Voor Tygo & Tasha was het slapen op het moment dat de foto werd gemaakt, niet wezenlijk anders dan al die vorige keren dat ze onderdoken in hun met spinnen begeleidde slaap en tijdens die vele toekomstige momenten dat ze zich nog aan hun meest favoriete tijdverdrijf zullen overgeven.

Voor mij is het verschil immens.

Nooit eerder heb ik zo overtuigend bewezen gezien hoe innig schoonheid en ontroering met elkaar verbonden kunnen zijn. Beter gezegd, met elkaar samenvallen.

Hevig aangedaan, wil ik mijn gezicht tussen Tygo & Tasha in vleien, ze kusjes geven op hun neusjes.

Tegelijkertijd weerhoudt de schoonheid van het plaatje me – zij het met de grootst mogelijke moeite – dit te doen: het zou de vernietiging betekenen van dit schitterende beeld.

Het is de ‘schuld’ van deze magnifieke foto. Daardoor ervaar ik de aanwezigheid van Tygo & Tasha als extreem realistisch. Maar deze katten achter het glas van mijn beeldscherm, en als afdruk op glanzend fotopapier zijn onbereikbaar voor mijn verlangen hen met tedere handelingen te benaderen.

Gelukkig bestaan Tygo & Tasha in werkelijkheid nog wel en kan ik ze op elk moment van de dag met liefde overladen.

Ook de maker van deze foto vond het knuffelen met zijn twee Noorse Boskatten één van de heerlijkste dingen om te doen. Ik twijfel er dan ook niet aan of hij heeft zich daar met volle overtuiging in gestort na de ‘fotoshoot’ met Tygo & Tasha.

Daarmee ben ik weer, hoe kan het ook anders, bij Tonio beland, als fotograaf van dit magische plaatje.

In Tonio’s geval maakt het niet meer uit of er nu sprake is van de foto van Tygo & Tasha, dan wel van de echte, levende twee katten. Tonio is er niet meer om ze te bewonderen op de foto’s die hij van ze gemaakt heeft, of om ze werkelijk te liefkozen.

Op welke foto Tonio zelf ook op mag staan, werkelijk fysiek is hij voor eeuwig onbereikbaar.