Waar het mij in de bijna tien jaar van Tonio’s verscheiden gelukt was om aan te ontsnappen, had ik, werkend aan het boek over mijn vader, blijkbaar niet in de hand: het ontwikkelen van een paniekstoornis of depressie, twee ziektes die vaak samen gaan. Een paniekstoornis heb ik nooit gehad, maar een depressie wel en ik was erg bang daar na Tonio’s dood in terecht te komen, wetende wat zo’n mentale inzinking behelst.
Wanneer je naar een synoniem zoekt voor depressie, kom je al snel terecht bij het woord neerslachtigheid. Een ongelukkiger keuze dan dit equivalent is niet denkbaar voor zo’n dramatisch ingrijpende psychische en fysieke – want met een belangrijk chemische component – ziekte. Een ziekte die in het hoofd een verwoestende uitwerking heeft, soms zodanig, dat suicide uiteindelijk de enige uitweg is voor degene die aan en onder de depressie lijdt. Niet omdat die persoon dood wil, maar omdat hij rust wil. Als er voor deze sterveling geen medicijn of therapie blijkt te bestaan, is de dood zijn enige uitweg.
In mijn geval – ik kan niet voor anderen spreken – zijn er duidelijke tekenen die aan een paniekstoornis of depressie vooraf gaan. Het overkwam mij eind vorige week. Ik stond ’s avonds in de keuken en keek op zeker moment naar buiten en wie zag ik daar op de schutting staan? IJsbrandt. Ik schrok zo erg, dat ik het kopje, bezig schoon te maken, uit mijn handen liet vallen. Ik dacht dat ik de schutting ooit zodanig hoog had laten maken, dat de katten er met geen mogelijkheid op konden springen. Dit ging ook jarenlang goed. Tot op dat moment, dus. IJsbrandt op de schutting betekende dat hij door alle binnentuinen kon rondzwerven en dat wilde ik koste wat kost voorkomen. Ik haalde hem snel van de omheining af, zette wat grote, lege bloempotten op de bloembakken die er al stonden en meende zeker te weten dat dit voldoende bescherming bood.
De volgende morgen ging de huisbel. In de intercom klonk de stem van de buurman : ‘Volgens mij staat een van jouw katten bij ons in de tuin.’ Ik racete naar beneden, botste bijna op IJsbrandt en deed de voordeur open. De buurman liet op zijn telefooneen foto van IJsbrandt zien, die verbaasd door het raam van de buren naar binnen keek.
Het eerste wat ik deed was het kattenluikje dicht doen en een kattenbak binnen neerzetten. Mijn tweede ingeving: de klusjesman bellen om de schutting te laten verhogen. Direct daarop dacht ik: als ik de werksters tijdens deze corona crisis niet toelaat in mijn huis, dan geldt dat ook voor de klusjesman. De buurman bood mij aan om samen naar een oplossing te zoeken voor de de schutting. Ik maakte een afspraak met hem voor de volgende dag.
Toen het moment bijna daar was, kreeg ik hartkloppingen, ik begon te hyperventileren en kon alleen maar heel hard huilen. Ik zegde de afspraak met de buurman af; liet hem weten dat ik het niet aankon. De drie daaropvolgende dagen kwamen die aanvallen nog een paar keer voor, steeds wanneer ik iets moest. Ik dacht daarom aan een burn-out, niet veroorzaakt door hard werken, maar door tien jaar lang een gevecht te hebben gevoerd om me staande te houden na de dood van Tonio.
Toen, ineens, hoorde ik een hele duidelijke klik in mijn hoofd en werd ik me bewust van de inhoud onder mijn schedeldak. Ik voelde dat er daarbinnen verschuivingen optraden. Hierdoor bezag ik niet meer met een heldere blik de wereld om me heen. Ik zat opgesloten in mijn hoofd, ik was één met mijn hoofd. De normale wereld was voor mij onbereikbaar aan het worden. Op dat moment drong tot me door bezig te zijn een paniekstoornis te ontwikkelen.
Ik realiseerde me dat in dit geval niet Tonio de katalysator was voor dat angstaanjagende gestoei in mijn hoofd, maar dat het project over het leven van mijn vader de schuldige was. Niet omdat het schrijven aan het boek niet goed ging. Integendeel. Ik was begonnen met nauwelijks kennis over zijn leven en nu deed ik zoveel belangrijke vondsten. Dat was mooi, en ik was ook zeer dankbaar dat internet het mij mogelijk maakte er een rijk project van te maken, maar al die details waren ook heel confronterend, de uitwerking ervan drong door tot diep in mijn hart. En wat miste ik die man! Ik besloot het werk aan mijn boek even opzij te leggen. Dat vond ik wel erg jammer omdat het juist zo goed ging. Maar een paniekstoornis kon ik er echt niet bij hebben. Ik vond het leven zonder dat al ingewikkeld genoeg.
Of de heersende corona crisis ten dele ook verantwoordelijk was voor die dreigende paniekstoornis weet ik niet. Dat maakt ook niet zoveel uit.